Het seizoen met de donkere dagen is weer aangebroken. Het is laat licht en vroeg donker en ook het grijze, grauwe weer werkt niet echt mee bij het fotograferen. Wel brengt deze tijd van het jaar gezellige dagen en evenementen met zich mee. Denk aan GLOW in Eindhoven en het Amsterdam Light Festival, maar uiteraard ook Sinterklaas en Kerst. Hoe zorg je ervoor dat je met deze donkere dagen, toch mooie foto’s kan maken bij weinig licht? Wij geven je een paar simpele tips!
Wil je de perfecte controle over licht en belichting van je foto’s? Bekijk dan onze Cursus Licht & Belichting
Vergeet nooit je statief
Misschien wel de belangrijkste tip wanneer je gaat fotograferen bij weinig licht, vergeet zeker je statief niet! Door gebruik te maken van een statief, kun je werken met langere sluitertijden en lagere ISO-waarde. Door een lagere ISO te gebruiken, ontstaat er minder ruis in je foto’s. Deze lagere ISO-waarde wordt gecompenseerd met een langere sluitertijd. Doordat je camera op het statief staat, kun je prima een lange sluitertijd gebruiken zonder dat je foto’s bewogen zijn. Vanuit de hand wordt dit echter iets lastiger.
Om zo veel mogelijk bewegingsonscherpte te voorkomen bij een lange sluitertijd is het aan te raden om gebruik te maken van een draadontspanner of afstandsbediening waarmee je een foto kan maken zonder je camera aan te raken. Heb je deze niet? Zet je camera dan op zelfontspanner. Dit werkt net zo goed, alleen duurt het dan iets langer voor de foto gemaakt wordt. Wil je toch flexibel blijven, maar wel gebruik maken van een lange sluitertijd? Gebruik dan eens een monopod. Dit is een eenbenig statief waarbij je de mogelijkheid hebt om met net wat langere sluitertijden toch nog scherpe foto’s te krijgen.

Vergeet ook niet je beeldstabilisatie uit te zetten wanneer je fotografeert vanaf een statief. Deze functie corrigeert lichte trillingen als je vanuit de hand foto’s maakt. Wanneer je camera op een statief staat, zal je lens nog steeds proberen het beeld te corrigeren terwijl dat nu niet nodig is. Als resultaat krijg je dan vaak onscherpe foto’s, wat je uiteraard liever niet wil.
Zet je ISO-waarde omhoog
Heb je geen statief of heb je er geen bij de hand? Dan kun je er altijd voor kiezen om toch de ISO-waarde omhoog te schroeven. Probeer de grens van jouw camera op te zoeken tot het punt waarbij jij de hoeveelheid ruis nog acceptabel vindt in de foto’s. Het verschilt per camera hoeveel ruis er te zien is. Wil je zien of je foto ruis bevat? Zoom dan eens in op de gemaakte foto. Op het ‘normale formaat’ op je display kun je nauwelijks zien of je foto ruis bevat. Zoom dus even in om dit duidelijker te zien. Fotografeer je met een crop camera dan kun je tegenwoordig prima fotograferen tot een ISO-waarde van 800. Met een full-frame camera kunnen de ISO-waarden nog verder omhoog tot wel 1250 of 1600 zonder storende ruis. Ook in de nabewerking kun je nog enigszins wat ruis wegwerken door gebruik te maken van ruisreductie. In deze video leggen we aan je uit hoe je dit makkelijk kunt doen. Wees niet bang om de ISO-waarde omhoog te schroeven. Het is helemaal niet erg als je foto iets ruis bevat. Liever een wat beter belichte foto met een hoge ISO dan een slecht belichte foto met een lage ISO, met het risico dat je deze niet kunt gebruiken. Probeer uit wat voor jouw camera het beste werkt!

Zo lang mogelijke sluitertijd
Wil je toch liever niet je ISO-waarde omhoog zetten, ga dan op zoek naar de langste sluitertijd die je kunt gebruiken wanneer je uit de hand fotografeert. Bij de meeste mensen zal dit rond de 1/50 seconden liggen. Sommige mensen hebben een iets vastere hand waarbij de sluitertijd zelfs naar 1/30 seconden gezet kan worden. Op deze manier kun je je ISO-waarde weer wat lager houden en zijn je foto’s alsnog goed belicht. Ga dus op zoek naar de beste balans voor jouw camera tussen sluitertijd en de ISO-waarde. Meer over het goed belichten van je foto’s lees je in dit artikel over de belichtingsdriehoek.

Gebruik een lichtsterk objectief
Een andere manier om te fotograferen met weinig licht is door een lichtsterk objectief te gebruiken. Bij een lichtsterk objectief kun je werken met lagere diafragma’s van f/2.8 bijvoorbeeld. De 50mm f/1.8, 35mm f/1.8 of de f/1.4 varianten zijn uiteraard ook erg geschikt. Meer over deze lenzen lees je in dit artikel. Door deze lichtsterke lenzen wijd open te gebruiken, een laag diafragmagetal zorgt voor een grote diafragmaopening, valt er mee licht op de sensor waardoor je foto’s dus lichter zullen worden. Het enige nadeel is dat je te maken krijgt met een kleine scherptediepte, waardoor er dus minder scherp zal zijn van je omgeving in de foto. Uiteraard hoeft dit geen probleem te zijn, maar het is wel iets om rekening mee te houden. Zet je camera ook eens op de A-stand of AV-stand (afhankelijk van de camera). Bij deze stand houd je de controle over het diafragma en past je camera automatisch de sluitertijd aan om de foto toch goed te belichten. In dit artikel lees je meer over de stand.

Focus op het licht
Wanneer je met weinig licht gaat fotograferen, is er vaak wel één onderwerp in de buurt wat licht uitstraalt of waar het licht meer op valt. Probeer de focus van je camera op dit onderwerp te leggen, zodat je de belichting daarop kunt afstellen. Hetzelfde geldt voor een specifiek onderwerp wat je graag wil uitlichten in je compositie. Plaats het actieve focuspunt op het onderwerp waar jij de nadruk op wil leggen en stem daarop de juiste belichting af. Door de sluiterknop half in te drukken, onthoudt je camera de instellingen zolang je de sluiterknop half ingedrukt houdt. Hierdoor kun je makkelijk switchen in je compositie zonder dat de instellingen worden veranderd.

Flitsen
Ook het gebruiken van een flitser kan het probleem van te weinig licht oplossen. In sommige gevallen kan de flitser wat sfeer uit de foto halen, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn. In de meeste camera’s zit een ingebouwde flitser, maar helaas is het nut van deze flitser vrij beperkt. Dit komt doordat deze flitser vlak boven het objectief zit en recht naar voren flitst. Vaak krijg je als resultaat een platte en fel belichte foto met harde schaduwen en een grote kans op rode ogen. Is je onderwerp wat verder weg? Dan is deze flitser niet krachtig genoeg en zal je foto alsnog te donker worden. Meer mogelijkheden heb je met een opzetflitser. Deze flitser zit hoger op je camera en je hebt minder snel last van rode ogen. Bij de meeste modellen is het ook mogelijk om indirect te flitsen dankzij een draaibare kop. Flits bijvoorbeeld tegen een muur of plafond. Hierdoor weerkaatst het licht, waardoor het zachter aankomt. Ook kun je zo gemakkelijk variëren vanuit verschillende hoeken. Een externe flitser geeft eenzelfde soort effect en vaak kun je bij dit soort flitsen bepalen hoe fel je wil flitsen.

Fotografeer in RAW
Iets wat vaak gezegd wordt, maar wat eigenlijk altijd slim is om te doen: fotografeer in RAW in plaats van JPEG. Door in RAW te fotograferen kun je achteraf de belichting in je foto nog wat bijtrekken. Handig wanneer het in een slechte lichtsituatie niet is gelukt om de juiste belichting in je foto te vinden. Hoewel je in RAW nog steeds last zult hebben van ruis, geeft het je bij het ophalen van de donkere gebieden wel net dat beetje meer licht. Bevatten je foto’s helaas toch wat ruis? Dan werkt het vaak goed om ze om te zetten in zwart-wit. Hierdoor valt de ruis in de beelden minder op en kun je eventuele verschillen in kleurtemperatuur voorkomen.

Bekijk ook eens onze collectie met foto’s gemaakt in het donker!
