Redactie
21 maart 2020, 09:05
Het aantal megapixels dat een camerabody heeft zegt niet alles over de camera, zeker niet als de lichtomstandigheden uitdagend worden. Hoe zit dat? We leggen het je uit.
Hoe meer megapixels, hoe beter. Toch? Zo simpel ligt het dus niet, al doen sommige camera- en smartphone-fabrikanten je graag anders geloven. Dat megapixels niet alles zeggen over een camera is inmiddels dan ook wel bekend onder fotografen. Hoe verklaar je anders het feit dat er (erg) dure camerabody’s bestaan met relatief weinig megapixels?
Het aantal megapixels is een belangrijke graadmeter als het gaat over hoe groot je de uiteindelijke foto’s kunt gebruiken. Wil je foto’s heel groot afdrukken, dan is een camera met meer megapixels duidelijk in het voordeel. Ook kun je een stukje verder inzoomen en dus croppen in een beeld met een heleboel megapixels; een eigenschap waarmee je in de nabewerking je voordeel kunt doen. Toch zitten er ook nadelen aan een hoog aantal megapixels, bijvoorbeeld als het gaat om prestaties bij uitdagende lichtomstandigheden.
Om dat uit te leggen moeten we even wat verder inzoomen op de sensor zelf. Het aantal megapixels komt voort uit de hoeveelheid pixels die er op die beeldsensor zitten. Je vermenigvuldigt het aantal op de horizontale as met die van de verticale as en het resultaat is het aantal megapixels. 6000 pixels bij 4000 pixels maakt bijvoorbeeld 24 megapixel.
Het aantal pixels op de sensor is slechts één van de belangrijke aspecten. Het formaat van de sensor is ook enorm belangrijk. Zo kan het gebeuren dat de ene camera een aps-c-sensor met 24 megapixel aan boord heeft, maar de ander een even grote aps-c-sensor aan boord heeft met slechts 16 megapixel. Je zult begrijpen dat er verschillen zitten in de prestaties van twee sensoren die exact even groot zijn, maar wel een verschillend aantal megapixels bezitten. Hoe meer pixels bij een gelijkblijvend sensorformaat, hoe kleiner de individuele pixels worden. Dat zorgt ervoor dat de kleinere pixels minder licht op kunnen vangen en meer moeite moeten doen om dat licht te verwerken. Het resultaat is dat er meer beeldruis verschijnt. Een sensor met grote pixels geeft – over het algemeen – dus minder ruis dan een sensor met kleinere pixels.
Daarmee is het voor de fabrikanten vaak een kwestie van balanceren tussen sensorformaat en het aantal megapixels, want ook de fabrikanten weten dat de prestaties bij slecht licht van grote invloed zijn in de perceptie van het publiek bij de introductie van een nieuwe camera. Idealiter wil iedere fotograaf natuurlijk een camera met een groot aantal megapixel, een grote sensor én goede foto’s bij slecht licht. Natuurlijk proberen fabrikanten dat ideaal steeds verder te benaderen. Zo zijn er tegenwoordig BSI-sensoren (backside illuminated sensoren) die door een andere opbouw zorgen voor meer lichtgevoeligheid op pixel-niveau. Sony gebruikt deze techniek bijvoorbeeld op grote schaal.
Kortom: het is eenvoudig om te denken dat het aantal megapixels dat een camera heeft alles zegt over de prestaties en de kwaliteit, maar zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Zeker niet als het gaat om fotograferen bij slechte lichtomstandigheden. Wel is het zo dat je de laatste jaren een heleboel ontwikkeling ziet op dit gebied, waardoor de grenzen van wat mogelijk is steeds weer een stukje verder opschuiven.
