13 januari 2021, 10:26
Je hebt grofweg twee soorten fotografen. De eerste groep bepaalt het liefste op het moment van het maken van de foto de compositie en beeldverhouding, de tweede groep speelt daar achteraf nog naar hartelust mee. Voor allebei deze opties is wat te zeggen. We gaan de argumenten eens langs.
Je beelden op het moment zelf tot in de puntjes verzorgen is voor veel fotografen een uiting van vakmanschap en van kunde. Daar valt zeker wat van te zeggen, want op die manier voelt fotografie toch meer als het ambacht dat het in het verleden was en natuurlijk nog steeds is. Ter plekke alles – compositie, belichting, uitsnede en perspectief – optimaal voor elkaar krijgen is vaak niet zo eenvoudig en daarom is het een prestatie als dat lukt. In dat opzicht lijkt die manier van werken veel op hoe het vroeger ging toen men nog analoog werkte. Toen was er natuurlijk ook ruimte voor beeldbewerking achteraf, maar was dat ingewikkelder en was lang niet alles mogelijk. Toen was het zaak alles in-camera zo goed mogelijk voor elkaar te hebben.
Een ander argument om te kiezen voor de directe aanpak is het volgende: vaak zie je als fotograaf ter plekke ‘opeens’ dat het beeld in orde is. Vaak is er een moment tijdens het fotograferen dat alles op zijn plek valt en dat het beeld ‘klopt’. Je zou kunnen zeggen dat je daar op zult moeten wachten en het op een of andere manier zou moeten afdwingen als je aan het werk bent. Kies je voor de achteraf-methode, dan is het helemaal niet zeker dat het ‘kloppende’ beeld in je ruim genomen beeld gevangen zit. In dat opzicht is het een soort gok, waarbij je voor jezelf niet de zekerheid hebt dat het ultieme beeld achteraf te maken is uit je opgenomen materiaal.
Pas achteraf je compositie, uitsnede en beeldverhouding bepalen heeft natuurlijk ook een aantal voordelen. Zo kun je heel precies en op een groter scherm bekijken hoe je het beeld wilt hebben en kun je dus preciezer werken. Details die je op je kleine camera-schermpje misschien niet goed kon zien zijn nu levensgroot op je computerscherm. Dat maakt het kiezen gemakkelijker en bovendien zie je kleine maar belangrijke details niet zo snel over het hoofd. Daarbij kun je achteraf ook nog meerdere versies van het beeld maken, want het kan best zo zijn dat je een paar dagen later heel anders denkt over de compositie.
Ook kun je achteraf veel meer invloed uitoefenen op de beeldverhouding. Als je achteraf bedenkt dat een vierkante uitsnede eigenlijk beter is voor het beeld, dan is het vaak fijn als je bij het maken van de foto wat meer ‘vlees’ in je beeld hebt opgenomen. Soms is het namelijk nodig om het beeld boven en onder wat ruimer te pakken om je onderwerp in een vierkant kader genoeg ruimte te geven.
Voor beide partijen zijn dus steekhoudende argumenten te verzinnen. Vooraf alles bepalen en pas weggaan als je het ultieme beeld hebt gemaakt biedt je de meeste zekerheid, maar geeft je minder mogelijkheden om achteraf nog zaken aan te passen als dat nodig is of blijkt te zijn. Ruim schieten en achteraf de compositie, uitsnede en beeldverhouding bepalen geeft je wat dat betreft veel meer ruimte, vrijheid en marge. Waar kies jij voor?