De brandpuntsafstand van je objectief bepaalt hoeveel er op jouw foto’s te zien is en hoe groot het onderwerp in beeld komt. Maar het heeft ook invloed op zaken als scherptediepte en perspectivische vertekening. Wanneer gebruik je welk brandpunt en waar moet je rekening mee houden?
Wil je meer leren over fotografie en ook prachtige foto’s leren maken? Bekijk dan onze Basiscursus Fotografie
Nog meer fotografietips?
Wil jij ook beter leren fotograferen en nog veel meer van dit soort tips ontvangen?
Bekijk dan ons uitgebreide aanbod van online fotografiecursussen in de Zoom Academy en start vandaag nog met jouw persoonlijke cursus!
Zo kun je direct aan de slag met de cursussen Lightroom, Portretfotografie, Reisfotografie, Macrofotografie, Landschapsfotografie, Smartphonefotografie en later ook Photoshop en Straatfotografie.
Meer weten over scherptediepte? Hier lees je hoe je het gebruikt om haarscherpe foto’s te maken.
De brandpuntsafstand van een objectief bepaalt hoeveel er op jouw foto’s te zien is. Gebruik je bijvoorbeeld een groothoek, dan heeft jouw camera een brede kijk op de wereld. Er is veel tegelijk in beeld te zien. Groothoeklenzen herken je aan het lage getal voor de brandpuntsafstand. Gebruikelijke waardes zijn 24 en 35 mm. Nog kleinere brandpuntsafstanden bestaan ook, dan spreek je algauw van supergroothoek.
Gaan we juist de andere kant op en wordt de brandpuntsafstand langer, dan zie je steeds minder je van de omgeving. De blik van de camera vernauwt zich als het ware. Net alsof je een steeds kleinere uitsnede van een foto maakt. Langs de buitenranden valt steeds meer van het beeld weg, waardoor het beeldmidden uitvergroot lijkt. Bij lange brandpuntsafstanden spreken we van een telelens of supertelelens.

Zoomlenzen
Het effect van een uitsnede zie je perfect als je een zoomlens op je camera zet. Draai ‘m eerst naar de uiterste groothoekstand. Dan zie je het maximale tegelijk in beeld. Zoom je in en draai je nu langzaam naar de telestand, dan verdwijnt er steeds meer uit beeld en lijkt het net of je steeds dichterbij komt. Toch sta je nog steeds op exact dezelfde plek. Dat is het tele-effect. Door uit te zoomen lijkt alles verder weg en zie je meer in beeld.
Op een zoomlens kom je vaak twee waarden voor de brandpuntsafstand tegen. Zoals 24-70 mm. Het eerste en laagste getal is de breedste blik die je met deze lens kunt krijgen: de uiterste groothoek. Het hoogste getal is de smalste blik ofwel de maximale telestand.
Wil je graag veel omgeving in je foto’s laten zien of werk je in krappe ruimtes, dan ben je het beste af met een (super)groothoeklens, Bijvoorbeeld een 16-35 mm.
Fotografeer je veel onderwerpen van een afstand, zoals dieren in de natuur, dan kun je ze dichterbij halen, ofwel groter in beeld krijgen met een (super)telelens. Zoals een 70-200 mm of 100-400 mm. Je haalt er alles flink mee dichterbij, wat wel ten koste gaat van de omgeving. Daar zie je een stuk minder van, omdat er een kleine uitsnede gemaakt wordt.
Er bestaan ook objectieven die in groothoek beginnen en helemaal doorlopen tot (ver) in het telebereik. Voor een cropframe-camera bijvoorbeeld een 18-300 mm. Die worden ook wel superzooms genoemd. Daar kun je razendsnel mee van groothoek naar de telestand en weer terug schakelen. Dat biedt enorm veel gemak, maar om dit brede zoombereik te bieden hebben fabrikanten hier en daar wel wat water in de wijn gedaan. Superzooms presteren iets minder goed dan lenzen met een kleiner bereik.

Groothoekgebruik
Met een groothoek (klein brandpunt) zie je veel in beeld. Wat meteen ook betekent dat alles op de foto een stuk kleiner wordt en verder weg lijkt. Iets om rekening mee te houden. Ook onderlinge afstanden lijken toe te nemen. Wat dichtbij is, lijkt op de foto aanzienlijk groter dan wat verder weg is. Alles op de achtergrond zal naar verhouding zelfs erg klein lijken.
Groothoeklenzen worden veel gebruikt voor landschappen, maar ook om interieurs en architectuur vast te leggen. Met een groothoek oogt de voorgrond nogal leeg als je niet oppast. Daarom is het een goed idee om daar iets interessants in beeld te nemen. Een rotspartij of verweerde boom bij een landschapsfoto, een laantje met sierlijke lantaarnpalen bij architectuur, of een salontafeltje of mooie plafondlamp in een interieur.

Vertekening
Sommige groothoeklenzen zijn berucht om hun vertekening. Je hebt twee verschillende soorten vertekening. De eerste zit in de lens. Bij een groothoek willen lijnen in de buurt van de beeldranden nog wel eens flink krom lopen. Soms ontstaan er zelfs golvende lijnen. En dat terwijl een muur of deur toch echt kaarsrechte zijden heeft. In de nabewerking is dit tegenwoordig gelukkig prima te verhelpen. Vaak gaat het zelfs automatisch, in Lightroom of Photoshop bijvoorbeeld. Er bestaan ook objectieven die ondanks hun zeer wijde blik toch kaarsrechte lijnen vastleggen. Dit heet ook wel een rectilineaire lens. De lensvertekening verschilt dus per lens. Een fisheye wordt juist vaak gekozen om z’n sterk gekromde lijnen, het geeft een apart beeld waar je van moet houden.
Perspectief
Iets heel anders is perspectivische vertekening. Omdat je met een groothoek enorm veel en met een telelens heel weinig in beeld neemt, zien die foto’s er anders uit dan hoe wij de wereld om ons heen ervaren. Dat is geen onnauwkeurigheid van de lens, maar een voor onze ogen onwerkelijke perspectiefweergave. Het perspectief wijkt af van hoe wij de wereld met onze eigen ogen zien.
Laten we een supergroothoeklens als voorbeeld nemen. De blik van deze lens is zo wijd dat je soms het plafond bijna recht boven je, de vloer bij je voeten en de muren tot vrijwel naast je in beeld ziet. Op een foto bekijk je dat alles weer recht van voren en ook nog eens op een plat vlak. Dat ziet er vreemd uit, alsof het niet klopt.

Natuurgetrouw
Tussen groothoek en tele zit nog een bereik van grofweg 35 tot 70 mm. Deze brandpuntsafstanden komen aardig in de buurt van hoe wij de wereld zien. De 50 mm staat bekend als het brandpunt waarop een camera natuurgetrouwe foto’s maakt. Je hebt dan niet het extra diepte-effect van een groothoeklens of het in elkaar gedrukte beeld van een telelens.
Er wordt wel gezegd dat een 50 mm dezelfde kijkhoek heeft als onze ogen. Dat klopt niet helemaal. Vergelijk wat je op 50 mm door de zoeker van je camera ziet maar eens met wat je zonder camera ziet. Dan blijken jouw ogen toch heel wat meer te zien. Sterker nog, de beeldhoek lijkt meer op die van een flinke groothoek. Daar is een verklaring voor. Jouw ogen maken continu kleine sprongetjes en onze hersenen bouwen hiermee een veel weidser beeld op. Wil je foto’s maken die natuurlijk en vertrouwd overkomen, dan is het dus nog steeds een goed idee om een brandpunt van ergens rond de 50 mm te kiezen.
Scherptediepte
Ook iets om rekening mee te houden, is scherptediepte. De brandpuntsafstand en het diafragma regelen samen de scherptediepte. Bij korte brandpunten krijg je veel scherpte in je foto’s. Bij landschappen wil je vaak alles scherp en dat gaat het best met een groothoek. Bij een telelens is de scherptediepte kleiner.
Met een kleine waarde als F 2,8 of F 1,4 beperk je de scherptediepte. Met een tele- of supertelelens kan het zelfs met diafragma F 16 nog lastig zijn om iets scherp op de foto te krijgen. Wat verder nog uitmaakt, is hoe dicht je op het onderwerp zit. Hoe dichterbij, hoe kleiner de scherptediepte.
Wil je een mooi vervaagde achtergrond? Pak dan een telelens, kies een kleine diafragmawaarde en stel van dichtbij op het onderwerp scherp. Het hoofdonderwerp komt zo mooi los van de achtergrond. Ideaal om een saaie, lelijke of afleidende achtergrond weg te moffelen. Met een groothoek lukt je dat niet, dus daarbij is een goed passende achtergrond extra belangrijk.

Portret
Welk objectief kies je voor een portret? Met een groothoek is er veel te zien, maar komt de geportretteerde klein in beeld. Je bent misschien geneigd om dan steeds dichterbij te gaan staan, tot je plotseling op iemands tenen staat. Zo dichtbij geeft geen mooie foto’s. Allereerst zal je model zich erg ongemakkelijk voelen, met een lens bijna tegen zijn of haar neus gedrukt. Daarnaast wordt alles wat dichtbij is enorm groot weergegeven en wat verder weg is juist klein. Bij een portret krijg je dan een extreem grote neus of mond bij een te klein hoofd. Daar doe je jouw model echt geen plezier mee. Het beste kun je wat meer afstand houden. Dit betekent automatisch dat je een langer brandpunt nodig hebt, zoals 50 mm, al sta je dan nog steeds vrij dichtbij. Een beetje extra omgeving in beeld is soms wel leuk, zoals iemands werkkamer. Voor portretten wordt vaak 85 of 100 mm gebruikt. Het gezicht ziet er dan nog steeds vrijwel uit zoals we gewend zijn, zonder al te veel vertekening. Ook sta je daarmee op gepaste afstand van je model. Er is net wat minder achtergrond in beeld, die je mooi wazig kunt laten worden met een klein diafragma als F 2,8 of F 1,4.
Wil je aan de slag met portretfotografie? Lees dan hier hoe je spontane portretten kan vastleggen.
De belangrijkste fotografie tips voor beginners
Wil je meer handige tips voor beginners? Bekijk dan dit overzichtsartikel