23 februari 2015, 20:00
Hoe langer de afstand die licht aflegt hoe zwakker deze wordt. In deze blog vertelt Henny Sep meer over de toepasbaarheid van de Inverse square law (Omgekeerde kwadraten wet).
Voor ons fotografen draait alles om het werken met licht. Het gekozen gebruik van het licht bepaalt voor een groot deel de sfeer van de foto, maar leidt ook de kijker door het beeld. De lichte delen trekken de aandacht terwijl de donkere delen pas later meespelen. Daarom is het van belang dat je als fotograaf goed weet hoe licht zich gedraagt om er op die wijze er optimaal gebruik van te kunnen maken. Te vaak zie je dat er (te) veel licht op het onderwerp wordt gezet om op zeker te spelen waardoor het beeld vlak wordt (uiteraard kan dit ook een bewuste stijlkeuze zijn).
Door het licht te begrijpen kun je veel creatiever gaan werken met licht waardoor ook je fotografie vaardigheden zullen toenemen en je meer en meer het beeld kunt maken dat je voor ogen hebt. Ook hier geldt; oefening baart kunst.
De omgekeerde kwadratenwet leert ons dat, zonder al te technisch te worden, licht afvalt omgekeerd evenredig aan het kwadraat van de afstand. In normaal Nederlands houdt dat in dat licht zwakker wordt naarmate de afstand groter. . Wat houdt dat nu precies in? En hoe kun je dat toepassen in je werk als fotograaf?
Stel je object staat op 1 meter van je lichtbron en je apparatuur is zo ingesteld dat de belichtingswaarden voor het maken van de foto kloppen. Wat zal er dan gebeuren met het licht als je het object verplaatst naar 2 meter van de lichtbron? Vaak hoor ik dan als antwoord; een halvering van de hoeveelheid licht. Dit is echter incorrect. De kwadratenwet stelt echter dat het afvallende licht nog slechts een kwart is. Je neemt in dit geval het getal 2 in het kwadraat. Dat maakt 4. Maar aangezien het omgekeerd evenredig is wordt dat 1/4. Bij een afstand van bijvoorbeeld 5 zou dat worden 1/25 (5×5), afstand 5x groter, licht 5 in het kwadraat kleiner. Bij 8 1/64 (8×8) en bij 11 zelfs 1/121 (11×11). Wat hierbij meteen opvalt is dat het licht in het begin sneller afvalt dan naarmate de afstand tot de lichtbron groter wordt.
Een schematische weergave van de inverse square law.
Als we dit uitdrukken in een percentage waarbij de eerstgenoemde afstand van 1 meter 100% is dan is dat op 2 meter nog maar 25%. Op 5 meter 4%, op 8 meter 2% en op 11 meter zelfs
Voorbeeld 1
Voor een duidelijk beeld heb ik een beautydish, voorzien van sok, haaks op het model Dewi gezet en deze niet meer verplaatst of de output aangepast. Bij het verplaatsen van het model in een rechte lijn ten opzicht van de lichtbron (steeds een meter) heb ik door middel van diafragma en iso de belichting steeds aangepast om tot een correcte belichting te komen.
Op deze afbeelding is duidelijk te zien dat het licht in het begin (foto meest rechts) zeer snel afvalt. Slechts een klein deel van het model is correct volgens de lichtmeting. Naarmate je meer naar de linkerafbeelding gaat zie je dat het licht minder snel afvalt. Ook valt op dat dan de witte achtergrond meer wordt aangelicht, waar die in het begin donkergrijs lijkt.
Wat heb je aan deze kennis in de praktijk? Stel, je wilt een mooi portret maken met snel afvallend licht. Door de lichtbron dicht op je object te zetten zal het licht aan één zijde (mits de lichtbron zijdelings geplaatst is) goed belicht zijn en aan de andere zijde snel donkerder worden door het afvallende licht. Hierdoor kun je prachtige contrastrijke beelden maken. Maar stel je nu voor dat je werkend vanuit die ene lichtbron twee portretten naast elkaar wilt schieten dan zal dat niet lukken zonder het model dat het verst van de lichtbron is zwaar onder te belichten. Hierbij kun je wederom gebruik maken van die beschreven wetmatigheid. Door de modellen verder van de lichtbron te plaatsen zal het licht minder snel afvallen en kan de bewuste foto waarschijnlijk wel gemaakt worden. Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat licht natuurlijk ook een ander kenmerk heeft; hoe groter de lichtbron en hoe dichter bij je object, hoe zachter het licht. Maar ook hoe kleiner de lichtbron en hoe verder weg van het object hoe harder het licht zal worden. Hier zal dan altijd een concessie in gedaan moeten worden. Uiteraard kan er ook gewerkt worden met meerdere lichtbronnen, maar voor de duidelijkheid van de werking gaan we hier uit van één lichtbron.
Voorbeeld 2
Voor een meer close up beeld hierbij nog twee portretjes van Dewi. De bovenste is gemaakt direct naast de lichtbron (circa 0,50 meter). De tweede op een afstand van 3 meter. Lichtopstelling exact als in voorbeeld 1.
Een andere praktische toepassing is het plaatsen van je object ten opzichte van de achtergrond. Als het object ver van de achtergrond staat en van zeer dichtbij wordt belicht, dan zal door het snel afvallende licht en de grote afstand tot de achtergrond de achtergrond donker weg vallen. Afhankelijk van de opstelling kan dan bijvoorbeeld ook een witte achtergrond zwart worden gefotografeerd. Zet je jouw object echter dicht op de achtergrond dan zal deze achtergrond ook juist belicht worden vastgelegd.
Voorbeeld 3
Beide portretten zijn op dezelfde wijze belicht (F8 / ISO 100 / 0,50 meter). De linker met het model op circa 2,50 meter van de achtergrond en de rechter dicht op de achtergrond. Direct valt het effect op de achtergrond op.
Over de werking van licht en hoe het zich gedraagt valt erg veel te vertellen. In dit artikel heb ik een deel laten zien (verre van compleet) hoe de inverse square law kan worden toegepast in een praktische situatie. Uiteraard zijn ook beeldvormers als softboxen, paraplu’s, reflectoren en dergelijke van invloed hoe je jouw beeld maakt. Maar door de wetmatigheid van licht te begrijpen zal dit zeker bijdragen aan jouw werk als fotograaf.