Wanneer je een beginnende fotograaf bent, kunnen al die verschillende functies nog voor een hoop verwarring zorgen. Want, welke stand is geschikt in welke situatie? Hoe kan je het makkelijkst en snelst van functie wisselen? Maar vooral, waar zijn toch al die onduidelijke knopjes voor? Wij leggen een paar van deze functies simpel aan je uit!
Wil je meer leren over fotografie en ook prachtige foto’s leren maken? Bekijk dan onze Basiscursus Fotografie
P-stand
Bovenop je camera zit een tandwieltje met allemaal verschillende standen, zoals de sportstand en portretstand. Dit zijn automatische functies waar je je camera op kunt zetten. Je camera kiest in deze stand de juiste instellingen die passen bij het thema waarin je fotografeert. Ook zijn er nog andere standen te vinden op dit tandwiel, aangeduid met een letter. Deze standen zijn geschikt voor de fotograaf die niet langer meer op de automatische stand wil fotograferen. Je krijgt bij deze standen meer controle over de instellingen van je camera. Eén van deze standen is de P-stand, ook wel Program stand genoemd. De P-stand is een automatische stand waarbij je zelf al iets meer de controle houdt. De camera kiest automatisch het diafragma en de sluitertijd voor je uit, gebaseerd op de hoeveelheid licht die op de sensor valt. Het enige wat je zelf bepaalt, is de ISO-waarde. Ook als je eventueel wil flitsen, moet je dit zelf aangeven.

Foto © Depositphotos.com
Wil je toch iets meer controle houden? Dan kun je ook handmatig het diafragma en de sluitertijd aanpassen. Door aan het wieltje te draaien bovenop je camera, past je het diafragma en de sluitertijd tegelijk aan. Je camera kiest namelijk een sluitertijd en een diafragma die zo op elkaar zijn afgestemd, dat je foto alsnog goed belicht wordt. Wil je dus de sluitertijd van je camera verkorten, dan zal je camera het diafragmagetal laten afnemen (minder scherptediepte).
A-stand/Av-stand
In deze stand kun je handmatig het diafragma instellen en de camera kiest vervolgens de sluitertijd die daar het beste bij past, afhankelijk van de hoeveelheid licht wat op de sensor valt. Deze stand heet bij een Canon camera ‘Aperture Value’ en wordt afgekort naar Av-stand. Bij Nikon camera’s heet deze functie anders, namelijk ‘Aperture Priority’ en wordt afgekort naar A-stand. Deze functies werken allebei precies hetzelfde.

Foto: Joop2.
Het voordeel aan deze stand is dat je controle hebt over de scherptediepte in je foto, dus hoe wazig je de achtergrond wil hebben. Bij een klein f-getal zal je minder scherptediepte in de foto hebben en bij een groter f-getal juist meer. Om de foto toch goed te belichten, kiest de camera de juiste sluitertijd. Je hebt bij deze stand niet het risico dat een foto over- of onderbelicht wordt. De A-stand is een erg populaire stand om te gebruiken, omdat je volledige controle hebt over je scherptediepte en omdat de belichting onder normale omstandigheden bijna altijd goed is. Vergeet alleen niet je ISO-waarde aan te passen als je camera dit niet automatisch doet, anders worden je foto’s alsnog niet goed belicht.
S-stand/ Tv-stand
Anders dan de A-stand is de S-stand, wat ook wel de sluitertijdstand wordt genoemd. Zoals de naam al doet vermoeden, heb je bij deze stand de mogelijkheid om de sluitertijd van je camera aan te passen. De S-stand wordt ook wel Tv-stand genoemd, afhankelijk van het type camera dat je hebt. In tegenstelling tot de A-stand kiest de camera nu niet de sluitertijd automatisch uit, maar juist het diafragma. Wil je dus een snel bewegend onderwerp vastleggen, maar je geen zorgen maken of je foto wel goed belicht wordt? Dan is de S-stand een goede optie. Je kunt hierbij je sluitertijd zo lang of kort zetten als je wil en de camera kiest er het juiste diafragma bij.

Foto: Martijnvandernat.
Nadeel van deze stand is wel dat je risico hebt op over- of onderbelichte foto’s. Dit komt doordat je in sommige gevallen niet een super snelle sluitertijd kunt gebruiken, omdat er te weinig licht is en in andere gevallen een niet te lange sluitertijd, omdat er voldoende licht aanwezig is. Ondanks dat je camera het diafragma zo groot of zo klein mogelijk maakt, is dit geen garantie voor een goed belichte foto. Een optie om dit te voorkomen is door de gemeten belichting van je camera aan te passen. Hoe je dit doet, kun je vaak terugvinden in de handleiding van je camera. Dit verschilt namelijk per camera. Ook bij deze stand geldt dat je niet je ISO-waarde moet vergeten als deze niet automatisch door je camera wordt aangepast. Per camera is dit verschillend en niet bij iedere camera zal het mogelijk zijn om de ISO-waarde automatisch aan te laten passen. Let hier dus goed op.
M-stand
De M-stand, ook wel Manual stand, is de stand waar het overgrote deel van de fotografen op fotografeert. In deze stand heb je de volledige controle over het diafragma, de sluitertijd en de ISO-waarde van je camera. De camera laat het in deze stand volledig aan jou over en je kunt de instellingen kiezen die jij het liefste wil, waardoor je het beste leert wat sluitertijd en diafragma voor effect op je foto’s hebben. Voor beginnende fotografen kan het soms nog best lastig zijn om in verschillende omstandigheden de juiste belichting te krijgen. Wanneer je voldoende kennis hebt over het gebruik van diafragma, sluitertijd en ISO-waarde, dan is deze stand zeker geschikt voor je.

Foto: TechniColour.
Groot voordeel aan deze stand is dat het handig is om te gebruiken bij extreme lichtomstandigheden. Soms kan de lichtmeter in je camera niet helemaal goed bepalen hoe de foto belicht moet worden, bijvoorbeeld bij fel tegenlicht of in een hele donkere ruimte. Je kunt in deze situaties zelf bepalen welke instellingen het beste beeld oplevert. Nadeel is wel dat het veel tijd kan kosten om de juiste instellingen te vinden. Als je dus snel iets wil fotograferen, dan is de M-stand niet altijd even handig. Heb je toch nog moeite met de juiste belichting vinden? Dan kun je aan de lichtmeter in je camera aflezen hoe je foto belicht is en wat je eventueel nog kan aanpassen.
Meer weten over hoe je je foto’s goed kunt belichten? In dit artikel leggen we het simpel aan je uit.
Back button focus
De back button focus-techniek is een techniek om automatisch scherp te stellen. In tegenstelling tot de standaardmanier van scherpstellen, dus door eerst de ontspanknop half in te drukken, werkt deze manier van scherpstellen veel sneller. Via een aangewezen knop op de achterzijde stel je scherp, met de sluiterknop bovenop je camera wordt vervolgens de foto gemaakt. Voor veel mensen is de standaard manier van scherpstellen een prima combinatie, maar door deze twee handelingen te scheiden in: een knop achterop de camera om scherp te stellen en een knop op de camera om af te drukken, kun je veel sneller een foto maken.

Met de rood omcirkelde knoppen regel je de back button focus.
Een groot voordeel aan het gebruik maken van de back button focus-techniek is dat je niet bij elke verandering van je onderwerp of instelling opnieuw hoeft scherp te stellen. Verander je bijvoorbeeld de sluitertijd of ISO-waarde tussen de foto’s door en verandert er niets aan je positie ten opzichte van het onderwerp, dan hoef je niet verplicht opnieuw scherp te stellen. Ook herkaderen wordt eenvoudiger met de back button focus. Je stelt scherp op een punt, kadert je camera zoals je de compositie wil hebben en maakt de foto. Ook hierbij maakt het niet uit of je tussendoor wisselt van instellingen, je hoeft niet opnieuw scherp te stellen. Houd wel rekening met het veranderen van je diafragma. Hierbij verandert vaak de scherpte van de achtergrond, waardoor het wel verstandig is om even opnieuw scherp te stellen.
Per camera kan het erg verschillen hoe de back button focus ingesteld kan worden. Wil je weten hoe dit bij jouw camera moet? In dit artikel lees je meer over het instellen van de back button focus-techniek.
Autofocus
De autofocus, ook wel afgekort als AF, zorgt ervoor dat je camera automatisch scherpstelt op een onderwerp. Als de autofocus op je camera aanstaat, wat vaak het geval is, dan zie je door de zoeker van de camera een aantal puntjes: de scherpstelpunten of focuspunten genoemd. Wanneer je de ontspanknop van je camera half indrukt, dan verschijnt er een rood lampje in je zoekbeeld. Dit is het actieve scherpstelpunt waarop je camera focust. Je kunt je camera zo instellen dat het enkelvoudig of juist continu scherpstelt op het onderwerp met de autofocus (AF). Op je camera zijn drie verschillende standen te vinden waarin je de autofocus kunt instellen, namelijk: AF-S, Auto Focus Single (O.a. bij Nikon en Sony) / One shot (Canon); AF-C, Auto Focus Continuous (O.a. bij Nikon en Sony) / AI servo (Canon); AF-A, Auto Focus Automatisch (O.a. bij Nikon en Sony) / AI focus (Canon).

Het rode vakje is het punt waarop de camera scherp stelt.
Bij AF-S is de enkelvoudige autofocus stand. Na het half indrukken van de ontspanknop wordt eenmalig scherpgesteld op het gewenste onderwerp en hier wordt ook blijvend op scherpgesteld. Met de AF-C stand worden vaak bewegende onderwerpen vastgelegd. De camera blijft in deze stand continue scherpstellen op het gekozen onderwerp, wanneer je de ontspanknop half indrukt. In deze stand maakt het niet uit waar in het kader je onderwerp zich bevindt. Ook wanneer het onderwerp verder weg of juist dichterbij komt in het kader, blijft de camera zich focussen. De laatste stand is de AF-A stand, wat eigenlijk de automatische stand is. In deze stand kiest de camera automatisch één van de bovenstaande AF standen.


Bovenste foto: haron-haghuis, Onderste foto: judithvrugt.
Meer weten over de werking en het effect van de autofocus functie op je camera? In dit artikel wordt het simpel aan je uitgelegd en gaan we dieper in op het onderwerp.
Witbalans
De witbalans op je camera bepaalt simpel gezegd de mate van kleurtempratuur-verschuiving in je foto. Alles wat in je foto wit hoort te zijn, moet natuurlijk ook als wit weergegeven worden. Is dit niet het geval? Dan spreekt men van een kleurzweem. De kleurzweem verklaart ook gelijk waarom je foto soms blauwer of roder uitvalt dan de werkelijkheid is. We hebben het niet altijd door, maar licht kan verschillende kleuren hebben. Deze blauwe en rode kleuren worden gezien als de kleurtemperaturen van licht. Hoe warmer het licht (geel/rood), hoe lager de kleurtempratuur. Hoe kouder het licht (blauw), hoe hoger de kleurtempratuur. De witbalans wordt aangeduid in de maat Kelvin. Als er bijvoorbeeld warm licht schijnt op je onderwerp (denk aan kaarslicht) dan zorgt een lage Kelvin-waarde (of witbalans-voorkeuze Kaarslicht) voor meer blauw in je foto. Hierdoor wordt het ‘warme’ licht weer ‘wit’. In dit artikel gaan we dieper in op de witbalans van je camera.


Deze twee foto’s laten duidelijk het verschil in kleurtempratuur zien en het effect daarvan. Foto’s: RobVisser.
Single en burst modus
Een vrij bekende functie op je camera is het instellen van het aantal foto’s dat de camera neemt. Je kunt je camera in twee verschillende modus zetten. In de Single modus neemt de camera maar één foto per keer dat je op de sluiterknop drukt. Zet je je camera op de burst modus, dan maakt je camera een hele reeks foto’s achter elkaar bij het inhouden van de sluiterknop. Door je camera in te stellen op burst-mode, kan je razendsnel meerdere foto’s achter elkaar maken. Met de burst modus vergroot je de kans dat je de actie op het juiste moment vastlegt, zonder dat er een arm in de weg zit of dat de uitdrukking op het gezicht nog niet helemaal goed is. De meeste camera’s kunnen ongeveer zes foto’s per seconde maken en daar zit meestal wel iets moois tussen. Per camera is het verschillend hoe je deze modus moet aanpassen of instellen.

Het effect van de burst modus van je camera. Foto: Angelboy.
RAW + JPEG
Het fotograferen in RAW of in JPEG blijft onder fotografen een discussie. Waarbij de meeste fotografen zweren bij het fotograferen in RAW, vinden sommige fotografen het juist prettiger om foto’s te maken in JPEG. Waar zit het verschil tussen de twee? Een RAW-bestand is eigenlijk de ruwe versie van je foto. Het is te vergelijken met het vroegere negatief. Het voordeel van het fotograferen in RAW is dat je achteraf nog heel veel aan kunt passen aan de foto. Zo kun je zonder problemen de witbalans van de foto aanpassen zoals jij wil. Ook kun je veel beter onder- en overbelichting corrigeren bij een RAW-bestand in tegenstelling tot een JPEG. Je hebt dus in de nabewerking van een RAW-bestand veel meer mogelijkheden. Een JPEG-bestand daarentegen is eigenlijk een kant-en-klaar beeld wat de camera zelf vormt. De kleuren en belichting zijn in de nabewerking minder goed aan te passen dan bij een RAW-bestand. Is de foto dus niet helemaal naar je zin qua kleur? Dan zal hier niet veel aan te doen zijn bij een JPEG-beeld. Veel fotografen adviseren dus om te fotograferen in RAW. Je leest meer over de verschillen tussen RAW en JPEG in dit artikel.

Foto: koolzuur.
Overige functies
Er zijn ontzettend veel functies te vinden op een camera en een paar belangrijke functies heb je al kunnen lezen hierboven. Per camera kan er ook een groot verschil zitten in het aantal functies. Zo beschikken sommige camera’s over een timelapse modus. Wanneer je je camera op deze modus zet, maakt de camera om de paar seconden, afhankelijk welke interval je hebt ingesteld, een foto. Uiteindelijk krijg je een hele reeks foto’s van eenzelfde onderwerp waar je een video van kunt maken. Door al deze foto’s snel achter elkaar te laten zien, ontstaat er eigenlijk een stopmotion video. Een timelapse kan soms hele gave en creatieve beelden opleveren. Zo maakte deze fotograaf een timelapse van golvende mist en hij deed daar maar liefst achttien maanden over! Benieuwd hoe je zelf zo’n timelapse kunt maken? Hier lees je er meer over.
Uiteraard zijn er nog veel meer functies te vinden op je camera en verschilt het erg per merk welke functies er allemaal te vinden zijn. Over het algemeen zijn dit de basisfuncties die op vrijwel iedere camera te vinden zijn.