Flitsen gebeurt meestal bij te weinig licht, zoals ’s avonds, in een kamer, of in een studio. Maar een flitser is meer dan een lichtbron om donkere ruimtes te verlichten. Je kunt ‘m inzetten om contrasten te beheersen, om beweging te bevriezen of om accenten te verleggen. Dat allemaal gewoon met voldoende omgevingslicht. In deze cursus leer je hoe je de flitser kunt combineren met daglicht.
Wil jij je flitser helemaal begrijpen en perfect onder controle krijgen? Bekijk dan onze Cursus Flitsen en Flitstechniek op Zoom Academy
Zorg dat je goed weet hoe je reportageflitser werkt voordat je overdag gaat flitsen!
Als je bij vol zonlicht gaat flitsen word je soms raar aangekeken. Waarom zou je flitsen als het licht is? Toch zie je heel vaak fotografen flitsen. Mode- en portretfotografen zetten vaak grote flitsers op buiten, de flitsers op de camera’s van de paparazzi draaien vaak overuren. Dat is natuurlijk niet voor niets. De hoeveelheid licht kan wel voldoende zijn, het betekent nog niet dat de kwaliteit van het licht mooi is. De schaduwen zijn te hard of juist te zacht, de sfeer is niet goed of het contrast in de foto is verkeerd, waardoor bijvoorbeeld belangrijke elementen in de foto te donker worden.

Lichtbron
Net als de zon of een lamp is een flitser gewoon een van de lichtbronnen die je kunt gebruiken. Door te flitsen bij daglicht maak je in principe dus gebruik van twee lichtbronnen die elk op een andere manier de foto belichten. Je kunt het zien als het maken van twee belichtingen tegelijk die gecombineerd worden: een opname met daglicht en een opname met een korte belichting van de flitser. Waar je het omgevingslicht regelt met de sluitertijd, regel je het flitslicht met het diafragma. Als je dit principe eenmaal onthoudt, is het makkelijk om de twee ogenschijnlijke tegenstrijdige lichtbronnen elkaar te laten versterken.
Doel
De grote vraag is natuurlijk waarom je de twee zou mixen. Daarvoor zijn drie belangrijke redenen: contrast beheersen, licht vormgeven en bewegingen bevriezen. Het eerste is waarom veel paparazzi flitsen. Zij gebruiken de flitser om het gezicht goed egaal te verlichten zonder schaduwen in de ogen. Zo voorkom je dat het onderwerp een silhouet wordt of de omgeving te licht. De manier waarop paparazzi flitsen is overigens weinig fraai, ze gooien gewoon een bak licht frontaal op het onderwerp. Niet de mooiste vorm van verlichten.
En juiste lichtval is erg belangrijk in een foto. Door het licht goed te gebruiken kun je diepte en sfeer in een foto krijgen. Daglicht kan heel mooi zijn, maar is lastig te sturen. Dat is precies de reden dat veel mode- en portretfotografen bij vol zonlicht een model in de schaduw plaatsen en dan gaan flitsen. Ze bouwen als het ware buiten een studio met het omgevingslicht als een van de lichtbronnen. Vaak werken ze met meerdere flitsers waarvan een aantal op de achtergrond zijn gericht. Daarmee regelen ze de vorm van het licht en het contrast.

Stilstand
Ook bij sport wordt geregeld geflitst. Daarbij gaat het meestal om het ‘bevriezen’ van de beweging. Een flits duurt heel kort en als je zorgt dat de flitser de belangrijkste lichtbron is, wordt het onderwerp slechts heel even belicht. Op deze manier kun je heel mooi een beweging stilzetten, zonder dat je met heel korte sluitertijden hoeft te werken. De beweging kan zelfs versterkt worden door de korte duur van het flitslicht te combineren met een lange sluitertijd.
Mengen
De mogelijkheden om omgevings- en flitslicht te gebruiken zijn ontelbaar. Je gebruikt de flitser om laag contrast te verhogen en veel contrast te verminderen. De plaats van de flitser en de omvormer bepalen hoe het licht op het onderwerp valt, de kwaliteit dus. Met diafragma en sluitertijd balanceer je het flitslicht met de omgeving. De flitsduur is heel kort, of je nu langer of korter belicht maakt dus niet uit voor de hoeveelheid flitslicht. Wel heeft het diafragma invloed op de hoeveelheid flitslicht die op de sensor valt. Door een klein diafragma komt nu eenmaal minder licht dan door een open diafragma. Daarom regel je met de sluitertijd dus het omgevingslicht en met het diafragma het flitslicht.

Bestuderen
Bij het gebruik van flitsers bij daglicht draait het om beheersing. Om het onder de knie te krijgen, moet je dan ook veel oefenen en goed kijken wat er gebeurt. Als je het eenmaal beheerst heeft licht geen geheimen meer en kun je je met recht een fotograaf noemen. Het begint met het bestuderen van het omgevingslicht, of dat nu binnen of buiten is. Daarbij gaat het niet zozeer om de hoeveelheid, maar om hoe het licht valt. Door goed te kijken zie je waar de schaduwen vallen, welke onderdelen donker zijn en welke delen licht. Met de lichtmeter, al dan niet van je camera zelf, kun je meten hoeveel verschil er zit tussen de lichte en donkere partijen. Het omgevingslicht bepaalt uiteindelijk met welke sluitertijd je gaat werken. Hoe langer de sluitertijd, des te belangrijker wordt het omgevingslicht voor de foto.
Gebruik je een kortere sluitertijd, waarbij je rekening houdt met de synchronisatietijd van je camera, dan wordt het omgevingslicht de ondersteunende lichtbron en de flitser het hoofdlicht. Als je, zonder flitser, bijvoorbeeld 1/125 seconde bij F 5,6 meet en je stelt de camera in op 1/250 bij F 5,6, dan wordt de achtergrond donkerder. Het flitslicht blijft gelijk en wordt dus naar verhouding belangrijker. In een donkere ruimte kiest de camera met een reportageflitser vaak voor een sluitertijd van 1/60. Door nu voor 1/30 of 1/15 te kiezen komt er meer omgevingslicht op de foto en wordt dat dus belangrijker. Je moet verder goed kijken naar het kleurlicht, zeker als je kunstlicht gebruikt met een flitser. Flitslicht heeft namelijk dezelfde kleurtemperatuur als daglicht. Met kleurfilters of gels kun je dat regelen.
Licht vormen
Weet je het omgevingslicht, dan bepaal je of je wel of niet gaat flitsen en hoe je dan gaat flitsen. Staat bijvoorbeeld alles in de schaduw en is het egaal en schaduwloos verlicht, dan kun je een flitser gebruiken om meer diepte aan de foto te geven door een flitser van de zijkant het model of onderwerp te verlichten. De gecontroleerde schaduwen van de flitser geven vorm. Door met de sluitertijd en dus het omgevingslicht te spelen, kun je meer drama of juist lichtheid aan de foto geven. Het flitslicht wordt dan het hoofdlicht, het omgevingslicht het invullicht.
Omgekeerd kan natuurlijk ook. Binnen kun je de flitser op plaatsen zetten om de donkere partijen op te lichten, terwijl het aanwezige licht prachtig het onderwerp verlicht. Of gebruik de flitser voor een speciaal effect. Zet de flitser in als tegenlicht en je hebt een mooi haarlicht. Werken met hard zonlicht vormt geen probleem meer. Het licht geeft weliswaar harde schaduwen in het gezicht, maar met de flitser als extra lichtbron kun je daar wat aan doen.
De makkelijkste manier is met de flitser op de camera het gezicht van voren invullen. De schaduwen zijn dan weliswaar weg, maar je benut de mogelijkheden niet optimaal. Door de flitser op een ander standpunt te zetten, kun je het licht mooier vormen waardoor een interessanter beeld ontstaat. Eigenlijk doe je hetzelfde als je in een studio zou doen, alleen heb je nu een lichtbron die omgeving heet.
Lichtomvormers
Het licht uit de flitser is hard en zelden echt mooi. Met diverse lichtomvormers kun je de vorm van het licht regelen. Met een softbox maak je heel zacht licht met weinig schaduw, mooi om een gezicht te fotograferen. Met een snoot wordt het licht juist heel hard, goed voor accenten bijvoorbeeld. Een paraplu is gericht en zacht tegelijk. Dat het ook nog eens een compact is en snel op te zetten maakt het een gewilde omvormer voor veel fotografen. Lichtomvormers kun je met hulpmiddelen gebruiken bij de gewone opsteekflitsers. Met echte studioflitsers gaat het wel makkelijker.
Spelen
Omgevingslicht combineren met een flitser lijkt heel erg lastig en dat is het misschien de eerste paar keer ook. Door goed te kijken en vooral veel te spelen ontdek je al gauw wat voor ongekende mogelijkheden je hebt omdat je volledige controle over het licht is. Of het nu binnen of buiten is en of het nu licht of donker is. Door een mooie balans tussen het omgevingslicht en de flitser worden je foto’s nog interessanter. En je kunt nu op veel meer plaatsen aan de slag, met achtergronden die je in een studio niet kunt maken of bedenken.